Ode aan Egbert Hovenkamp II: De Taalwever
als de taalwever zijn stromen laat vloeien, de klanken als bloemen laat bloeien,
waarin de bijen verhoed en verschuild hun nectar kunnen zingen, hun nectar kunnen vinden.
de pollen op hun rug weer naar buiten schuivend, trippelend op een tak, een twijg die bibbert onder stappen, die schuttelt in de bries.
radeloos was ik, ik had geen begrip, geen begrip van deze toestand. maar de taalwever bracht mij in zijn gedicht weder terug tot mijn zijn, weder terug tot mijn pijn, die ik al zo lang van vroeger, van vroeger toen er nog netels groeiden, toen er nog netels groeiden langs de weg, die mij schroeiden toen ik een bloem wilde plukken.
laat staan in de wei die mooie bloemen, laat staan in de zin, die mooie bloemen. de zin van het zijn, de zin van het schuiven, in tijd en in plaats, van naam en van maan. tot volwassing en afwassing, wegebben in de zon, die vooruitgaat achter de mensen, langs de weg met bomen.
in de ruimte van de zin. in de ruimte van de zin. in de ruimte van de zin.
(Foto: Paul van Huffel. Van de vlag die in Vlaanderen gaat wapperen als ik daar straks weer kom optreden bij love2heal in Minderhout, Antwerpen, Belgium)